Helemaal Alleen?
Ik heb een openhartig gesprek gehad met een vrouw op hoge leeftijd. Ze is lichamelijk redelijk gezond en heeft de diagnose gekregen van de ziekte van Alzheimer.
Ze kan dit niet plaatsen, ja ze vergeet wel eens wat en anderen zijn vaak gehaast, is haar bevinding.
Zelf is ze als medisch specialist goed onderlegd. Ze is een echte doener en dat bracht haar vak ook met zich mee. Ook haar achtergrond, opgevoed op het platteland, was het een cultuur van ‘handen uit de mouwen’.
Ze loopt iets minder snel, haar handen zijn vergroeid en de bijrijdersstoel van de rode auto op de oprit is nu opeens háár plek geworden. En zo kan ze nog veel meer benoemen wat niet meer gaat.
Ze heeft geen kinderen, en nu ze hulpbehoevend is, wordt er voor haar gezorgd door verschillende zorginstellingen. Ook de buurvrouw ontfermt zich over haar.
Ze is vriendelijk en verteld graag over haar werkzame leven. Ik ervaar dat ze op een bepaalde manier zichzelf afschermt. Het ziet eruit als een soort onverschilligheid.
Ik vraag haar hoe ze naar haar toekomst kijkt: ze geeft aan uit te kijken naar haar dood. Het lijkt alsof ze in haar eigen wachtkamer zit. Deze beeldspraak kan ze wel beamen.
Op mijn vraag hoe die ‘wachtkamer eruitziet’, geeft ze aan zich erg alleen te voelen. Alle voor haar bekenden zijn haar al voorgegaan.
Dan wil ik graag weten wie haar naasten op dit moment zijn, maar dan kan ze niemand benoemen, ondanks dat er veel mensen bij haar over de vloer komen.
Na een stilte, veranderd de uitdrukking op haar gezicht.
Als ik haar vraag wat er met haar gebeurt maakt ze mij deelgenoot van haar angst.
“Ik laat mensen niet meer dichtbij komen, want ik ben bang ze ook weer kwijt te raken”. Dit vertelt ze terwijl de tranen over haar wangen rollen.
We zijn er samen even stil van.
Het is de vraag of ze dit in haar toekomst graag veranderen wil.